U kunt de volgende taken uitvoeren om een diagramportlet aan te passen met persoonlijke instellingen:
Als de optie Gebruik consistente grafiekkleuren is ingeschakeld op systeemniveau, kunt u een diagramportlet configureren, zodat u het volgende kunt doen:
Volg de onderstaande stappen:
De pagina voor de configuratie van opties wordt weergegeven.
Specificeert de consistente kleurenlegenda. Welke legenda's beschikbaar zijn, hangt af van de brongegevens van de betreffende grafiek.
Geeft aan dat de selectie (alleen voor dit diagram) moet worden genegeerd op systeemniveau.
Waarden: Ja of Nee
In deze procedure wordt toegelicht hoe u bepaalt welke gegevens in een diagram worden weergegeven.
Bepalen welke gegevens in een diagram worden weergegeven
De pagina met brongegevens wordt weergegeven.
In de volgende procedure wordt toegelicht hoe u het uiterlijk van een diagram bepaalt. Deze procedure gaat ervan uit dat het basisdiagram is gemaakt en dat de gegevens die in het diagram moeten worden weergegeven, zijn gekozen.
In deze procedure wordt de basisprocedure voor alle diagrammen uitgelegd. Alle velden die voor een diagramtype kunnen voorkomen, zijn opgenomen en gemarkeerd voor het diagramtype waarop de velden van toepassing zijn.
Het uiterlijk van een diagramportlet bepalen
De pagina met opties verschijnt.
Opmerking: de opties worden vermeld in alfabetische volgorde in plaats van in de volgorde waarin ze op de pagina verschijnen.
Geeft aan dat gebruikers het uiterlijk van een portlet kunnen aanpassen.
Geeft aan dat gebruikers portletlabels kunnen aanpassen.
Bepaalt de positie van de eerste scheidslijn. Te gebruiken voor cirkel- en trechterdiagrammen.
Waarden: 0 tot 360 graden
Standaard: 0
Geeft de naam van een meeteenheid weer langs de X-as, de Y-as of beide assen. Gebruik deze optie met:
Bepaalt het snijpunt van de as. Gebruiken met ballon- en spreidingsgrafieken.
Geeft aan welke labels worden weergegeven op de categorieas voor de X-as van kolom- en lijngrafieken en op de categorieas voor de Y-as van staafgrafieken. Neem bijvoorbeeld een kolomgrafiek met vijf maanden aan gegevens en drie meetwaarden (rode, groene en blauwe balken). De maanden zijn de categorieën en dit veld bepaalt welk label voor elke maand wordt weergegeven.
Geeft de gegevensnaam aan die wordt weergegeven naast de waarde in de grafiek. Gebruik deze optie voor alle gegevenstypen.
Bepaalt het aantal decimale posities dat wordt weergegeven voor getallen. Gebruik deze optie met:
Geeft weer hoe waarden worden afgerond. Selecteer een waarde voor afronden in de vervolgkeuzelijst. Gebruik deze optie met:
Geeft aan hoe de resultaten aanvankelijk op een pagina worden weergegeven.
Geeft een paginakoppeling aan die verschijnt als secundaire waarde die door de gebruiker kan worden geselecteerd.
Bepaalt het interval voor belangrijke vinkjes op de as. Gebruik deze optie met:
Bepaalt de grootste waarde die op de as wordt weergegeven. Gebruik deze optie met:
Geeft de gegevenswaarden aan die worden getoond wanneer een gebruiker de aanwijzer over een grafiekwaarde beweegt. Wordt gebruikt voor alle grafiektypen.
Definieert het gegevenspunt waarop alle records voor een opgegeven waarde worden gegroepeerd in een categorie met de naam 'Overige'. Gebruik deze optie als de grafiek te veel items bevat. Gebruik deze optie met de volgende grafiektypes:
Geeft aan of de aslijn wordt weergegeven. Gebruik deze optie met:
Geeft aan of een legenda voor de grafiek moet worden weergegeven. Te gebruiken met staaf-, kolom-, lijn-, ballon- en spreidingsdiagrammen.
Standaard: ingeschakeld
Geeft gegevenspunten op de grafiek aan. Anders wordt alleen een lijn weergegeven. Beschikbaar voor lijngrafieken. Schakel het selectievakje in om lijnmarkeringen weer te geven.
Geeft aan dat de gegevenspunten worden verbonden met lijnen. Beschikbaar voor lijngrafieken.
Geeft aan of hoofdrasterlijnen in de grafiek worden weergegeven. Gebruik deze optie met:
Geeft aan dat een punt als scheidingsteken wordt gebruikt voor waarden die groter zijn dan 999 (bijvoorbeeld 1.000). Gebruik deze optie met:
Geeft aan of vinklabels in de grafiek worden weergegeven. Gebruik deze optie met:
Geeft aan of de portletnaam wordt weergegeven. Beschikbaar voor alle grafiektypen.
Geeft aan dat een kolom de standaardsorteerkolom is. Deze optie is beschikbaar voor kolom- en lijngrafieken.
Geeft aan dat de meetwaarden moeten worden weergegeven als afzonderlijke balken en niet als één samengevoegde balk. Selecteer het gewenste subtype. Deze optie is beschikbaar voor staaf- en kolomgrafieken.
Stelt de hoek in van een label dat wordt gebruikt voor vinkjes. Gebruik deze optie met:
Geeft de as aan waarvoor hulplijnen worden ingesteld.
Definieert de naam van de as. Geef de naam op die u wilt weergeven.
Geeft aan of de naam van de as wordt weergegeven.
Geeft de informatiebron aan die op de hulplijn wordt weergegeven. Selecteer de juiste optie. Als u een type voor een X-as selecteert, kunt u alleen een kenmerk selecteren. Als u een type voor een Y-as selecteert, kiest u de vaste waarde of het percentage en vult u de waarde in.
Standaard: Kenmerk
Bepaalt de kleur van de hulplijn.
Standaard: Zwart
De CA Clarity PPM-beheerder kan de optie Consistente Diagramkleuren gebruiken inschakelen op systeemniveau. In dat geval kunt u op diagramniveau wisselen tussen wel en niet gebruikmaken van consistente kleuren. Deze mogelijkheid geeft u flexibiliteit wanneer de kleuren die aan het diagram zijn toegewezen, deze onleesbaar maken. Bijvoorbeeld wanneer meer dan een gegevensverzameling dezelfde kleur weergeeft. Het schakelen tussen verschillende kleuren is nuttig voor grafieken die meerdere meetwaarden bevatten terwijl de legenda maar één kleur weergeeft.
Als consistente kleuren momenteel worden toegepast op een diagram, kunt u wisselen naar de optie Standaardkleuren (dwz inconsistente kleuren). Als u daarentegen nog geen consistente kleuren toepast op een diagram, kunt u in het menu Opties wisselen naar de optie Consistente kleuren.
De wijzigingen die u tijdens een CA Clarity PPM-sessie aanbrengt op diagramportletniveau, gelden alleen voor die sessie. Zodra u zich afmeldt, gaan de wijzigingen verloren. Als u wilt dat de wijzigingen na een sessie beschikbaar blijven, moet u de diagramportlet configureren.
Volg de onderstaande stappen:
De beschikbare optie is afhankelijk van de huidige instelling voor diagrammen (Standaard of Consistent).
|
Copyright © 2013 CA.
Alle rechten voorbehouden.
|
|